In het weekend staat onze boerenkar regelmatig aan de weg. Op de kar verkopen wij groenten uit de moestuin en zelfgemaakte jams, compotes en chutneys.
Omdat er veel wandelaars langs de kar lopen, bedachten we de ‘pauzekoekjes’: een zakje met lekkere koekjes om van te genieten tijdens een wandelpauze. Het deeg van dit koekje is een mengsel van tarwebloem en amandelmeel, wat het een bros, spritsachtig koekje maakt, met crunchy karamel voor een heerlijke bite en smaak. Laat je niet afschrikken door de zelfgemaakte karamel. Dat is zo gepiept en niet moeilijk!
Voor de karamel:
- 125 gr suiker
- 40 ml water
Voor het deeg:
- 225 gr bloem
- 60 gr amandelmeel
- 175 gr boter, op kamertemperatuur
- 1 tl vanille-extract
- ¼ tl zout
- 100 gr fijne suiker
Hoe maak je het:
Doe voor de karamel de suiker met het water in een pan en laat dit zachtjes koken tot een goudbruine karamel. Tijdens het koken niet roeren in de pan, wel kan je de pan een beetje schuin houden om de suiker te verdelen. Blijf erbij, want na enkele minuten wordt het bruin. Laat het niet te bruin worden dan wordt de karamel bitter. Giet de hete karamel op een stuk bakpapier en laat het afkoelen. Breek de afgekoelde karamel in stukken en hak ze tot grove stukjes in een keukenmachine.
Doe de bloem, het amandelmeel,
de boter, het vanille-extract, het zout en suiker in een kom en meng hier een deeg van. Voeg als laatste de karamelstukjes toe.
Maak van het deeg rollen van 3 centimeter 
doorsnede en verpak deze in plasticfolie.Laat ze minimaal 1 uur rusten in de koelkast.
Verwarm de oven voor op 180 °C.
Bekleed een bakplaat met bakpapier.
Haal de deegrollen uit het plastic en snijd ze in plakjes van ca. ½ cm dik. Druk ze iets plat en leg ze met voldoende tussenruimte op de bakplaat.
Bak de koekjes in ca. 10 minuten goudbruin.
Laat de koekjes afkoelen op een rooster.
